Door Lierin Dedeyne
Politicologe Karen Celis weet ons heel wat te vertellen over vrouwenstemrecht en het belang van een inclusieve democratie. “Er is een formele gelijkheid, maar in de realiteit zijn politieke instellingen volledig op een mannelijke leest geschoeid.”
Vrouwenthema’s vaak niet de inzet bij verkiezingen
“Wanneer we het hebben over vrouwen in de politiek, denken we te snel aan vrouwen in het Parlement of in de regering. Terwijl eigenlijk de inhoud van politiek het allerbelangrijkste is. Thema's waar vrouwen om bekommerd zijn, van wakker liggen en voor op straat komen, zijn zelden de inzet van verkiezingen.”
“Thema’s die momenteel op de politieke agenda staan, zijn koopkracht en migratie. Toch zijn er andere thema’s die een veel sterkere impact hebben op vrouwen. Zoals grensoverschrijdend gedrag, verkrachting, abortus, gelijk loon voor gelijk werk, arbeidsverdeling en de balans werk-gezin. Alleen abortus is momenteel een hot topic. In de politiek noemen we die thema’s soms ook vrouwenbelangen. Maar mannen hebben daar natuurlijk ook belang bij.”
“De ongelijkheid van de politieke aandacht voor vrouwen- versus mannenthema’s, is pijnlijk treffend geïllustreerd na de moord op Julie Van Espen. Die moord vond plaats in mei 2019 door een recidivist. Dat heeft een indrukwekkende protestactie opgeleverd en was een eyeopener voor veel mensen wat betreft de verwaarlozing van het thema seksueel geweld op vrouwen en meisjes. Mei 2019, het midden van de kiescampagne. En dat heeft 0,0 procent impact gehad op de kiescampagnes en op de politieke debatten. Niks. Dat is een treffend voorbeeld van hoe vrouwenthema's politiek gezien niet zwaar doorwegen en nog altijd in de marge van de politiek worden gezien.”
“Daartegenover staat dat in 1999 de verkiezingen bepaald zijn door een voedselveiligheidsschandaal: de dioxinecrisis. Dat schandaal ontstond ook in de verkiezingen. Dat werd wél een politiek thema en heeft winst opgeleverd voor Groen. De reden daarvoor: genderongelijkheid in de politiek. Het gaat over een minder meetbare, minder zichtbare en minder bewijsbare vorm van politieke ongelijkheid.”
"Op den duur werd het eigenlijk ook gênant, dat België nog altijd geen vrouwenstemrecht had toegekend. Op een gegeven moment wordt dat gezien als een vorm van achterlijkheid."
Mannelijke politici niet aanwezig op debat over vrouwenthema’s
“Op 7 maart organiseerden we op de VUB-campus een kopstukkendebat over gendergelijkheid. We hadden de politieke partijvoorzitters uitgenodigd om te komen praten over hun partijstandpunten over gendergelijkheid en vrouwenthema’s. Normaal gezien had het een bijna all male panel moeten zijn, maar de voorzitters hebben hun vrouwen afgevaardigd. Dat zijn uiteraard de experten over vrouwenthema’s en het was een hoogstaand debat, maar we hadden eigenlijk de partijvoorzitters zélf uitgenodigd om te komen uitleggen waar hun partij voor staat. Er is maar een voorzitter afgekomen: Nadia Naji (Groen)."
"Er is een formele gelijkheid, maar in de realiteit zijn politieke instellingen op een mannelijke leest geschoeid."
Vrouwen toegevoegd aan bestaande structuren gevormd door mannen
“In 1830 is de architectuur van onze democratie, waaronder de magistratuur, parlementen en politieke partijen, uitgetekend door een select groepje elitaire mannen. Dat fundament is er nog altijd. Toen het vrouwenstemrecht in 1948 werd ingevoerd, werden vrouwen aan de bestaande structuren toegevoegd. Politieke partijen bestonden uit volledig homogene mannengroepen die op een heel mannelijke manier te werk gingen. Vrouwen voelden zich er absoluut niet in thuis. In de jaren zeventig richtten ze daarom aparte afdelingen op om toch een beetje te kunnen functioneren in die organisaties. Ook in andere landen was dat een breed verspreid fenomeen.”
“In de jaren negentig zaten nog altijd maar 10 procent vrouwen in de Kamer. Toen kwam het besef: er is een formele gelijkheid, maar in de realiteit raken vrouwen niet makkelijk binnen in de politiek. Dat komt omdat de politieke instellingen volledig op een mannelijke leest geschoeid zijn. En dan worden er genderquota gesteld.”

Karen Celis (VUB) is historica van opleiding, maar is al een aantal decennia werkzaam als politicoloog. Ze voert onderzoek naar de kwaliteit van de democratie en focust zich in haar onderzoek op de inclusie en exclusie van diverse groepen, bijvoorbeeld op basis van gender, etniciteit, leeftijd, klasse en seksuele oriëntatie.
Genderquota: een noodzakelijk hulpmiddel voor gelijkheid
“Vrouwen maken 51 procent uit van de bevolking. Ze zijn een meerderheid die nog altijd behandeld wordt als een minderheid. We hebben zelfs genderquota nodig om het aantal vrouwen in de samenleving te vertalen in politieke mandaten.”
“In de parlementen zitten we behoorlijk goed in de buurt van een gelijke verdeling met 40 procent vrouwen en 60 procent mannen. Als je daarentegen kijkt naar regeringen en partijleiders, of op lokaal vlak bij de verdeling van burgemeesters en schepenen, dan stellen we vast dat er nog altijd mechanismen aan het werk zijn die een pro-man- en contra-vrouwbias veroorzaken. Die zorgen keer op keer voor een onevenwicht.”
"Er zijn ook mannen die zich niet vertegenwoordigd voelen door dat soort politiek."
Dat harde, dat afkrakende, dat nietsontziende
“Hoe mannelijk gaat het er dan aan toe en waarom werkt dat niet voor een vrouw? Het politiek bedrijf selecteert bepaalde soorten politici, honoreert een bepaald soort politiek gedrag en straft ander politiek gedrag af.
Het gaat over hele subtiele culturele mechanismen van wat gezien wordt als echt waardevol en kwaliteitsvol politiek gedrag. Het is de manier van onderhandelen, de manier van communiceren, de momenten van vergaderen, van met elkaar omgaan, wat als een relevant argument gezien wordt, met welke stem dat moet uitgesproken worden, zelfs welke toonhoogte, met welk niveau van emotie, enzovoort.”
“De organisatie van het politiek bedrijf stuit veel vrouwen tegen de borst. Dat harde, dat afkrakende, dat nietsontziende. Zo willen vrouwen niet aan politiek doen. En er zijn ook veel mannen die zich niet vertegenwoordigd voelen door dat soort politiek. We kunnen het hebben over man en vrouw en genderverschillen, maar we moeten het ook altijd intersectioneel bekijken. Er zijn ook mannen en vrouwen met een migratieachtergrond, een bepaald opleidingsniveau, seksuele oriëntatie of socio-economische achtergrond die zich er niet thuis voelen.”
De opkomst van het algemeen mannen- en vrouwenstemrecht
In 1830 wordt de Belgische Grondwet geschreven door een aantal rijke mannen. Minder welgestelde mannen mogen niet stemmen. Tot de arbeidersbeweging voor de mannelijke arbeiders begint te strijden. In 1919 wordt algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd voor alle mannen.
Het eerste vrouwenstemrecht komt er na de Eerste Wereldoorlog, in 1921. Het is beperkt tot de lokale verkiezingen. Enkel bepaalde groepen vrouwen mogen stemmen, waaronder niet-hertrouwde weduwen van militairen die gesneuveld waren in de Eerste Wereldoorlog, en de moeders van die militairen. Nochtans mogen vrouwen zich dan wel al verkiesbaar stellen. In 1929 wordt in België voor het eerst een vrouw als Kamerlid gekozen.
“Vrouwen die aan politiek doen, dat was hilarisch in die tijd. Ondenkbaar. Want ze werden niet als volwaardige burgers beschouwd. Het algemeen vrouwenstemrecht werd uiteindelijk pas ingevoerd in 1948. Mede dankzij de vrouwenbeweging. Maar je kunt dat niet los zien van de context van die tijd: door de twee wereldoorlogen waren er een heel aantal breuken in het traditionele rollenpatroon ontstaan. Daar komt ook nog bij dat sommige politieke partijen dachten dat ze daar electorale winst mee konden verkrijgen. Op den duur werd het eigenlijk ook gênant, dat België nog altijd geen vrouwenstemrecht had. Op een gegeven moment wordt dat gezien als een vorm van achterlijkheid.” ________ |