Waarde landgenoten,
We zijn op een moment gekomen waar nieuwssites bijna even rijkelijk gevuld zijn met open brieven van studenten als met Marc Van Ranst. Ik heb dus lang getwijfeld of ik achteraan die lange rij wou aanschuiven, maar om één welbepaalde reden leek het noodzakelijk. Er is iets wat alle voorgaande brieven gemeen hebben, iets wat ik in de komende regels tracht te doorbreken: negativiteit. Deze brief is dus niet bedoeld om voor de zoveelste keer te vertellen hoe moeilijk het leven in de coronaperiode is terwijl ik jullie als lezer overtuig van mijn uitmuntende literaire kunnen. Neen, deze brief moet een positief eindpunt worden van een eindeloze stroom geklaag.
Mijn opzet is pas geslaagd als u twee grote punten heeft meegekregen wanneer u straks het tabblad sluit. Omdat ik het mezelf graag makkelijk maak, geef ik ze nu ook al ineens mee:
- (De meeste) studenten zijn fantastisch met de crisis omgegaan.
- (De meeste) professoren zijn fantastisch met de crisis omgegaan.
Nu vraagt u zich waarschijnlijk af wat voor naïeve hippie zijn tijd heeft vergooid met zoiets te schrijven, maar ik verzeker u dat dat niet het geval is. In de volgende alinea’s neem ik u mee op mijn reis naar een, in andermans ogen, kinderlijk standpunt.
Getekend door Luna Put
Homo studens
Alles begon met het boek van Hans Rosling: in Feitenkennis geeft hij een definitie van de media die me als student journalistiek zwaar tegen de borst stootte, maar tegelijkertijd diep deed nadenken. ‘Journalisten pakken het ongewone en laten het gewoon lijken.’ Is dat niet exact wat er opnieuw gebeurde?
Om te beginnen is ‘de student’ geen soortnaam. De steeds wederkerende insinuatie dat meer dan een kwart miljoen personen (259.017 om precies te zijn) hetzelfde zijn en denken, voelt als een serieuze aanslag op mijn persoonlijkheid. ‘Studenten zitten op hun tandvlees’? Dat is een grove veralgemening. De kop luidt nooit ‘Studenten zijn gebuisd’ als toevallig de drie ondervraagden slecht gestudeerd hadden. Ik wil hier dan ook benadrukken dat ik in eigen naam schrijf. Dit is mijn mening, mijn visie, mijn ervaring. Niet die van 259.017 personen die elk een eigen persoonlijkheid en kijk op de wereld hebben. Maar één ding veralgemeen ik graag: de lofzang voor de studenten tijdens deze crisis.
Bij de vijf Vlaamse universiteiten zijn de resultaten beter en het aantal uitschrijvingen niet hoger. Dat is geen argument dat de coronacrisis al bij al goed meevalt, maar een teken dat de Vlaamse studenten extreem veerkrachtig zijn. De resultaten zijn niet beter ‘dankzij de crisis’ maar ‘ondanks de crisis’. Studenten hebben de coronacrisis bestreden en overwonnen. De positiviteit en werkkracht waarmee mijn vrienden en studiegenoten voor de dag kwamen, was bewonderenswaardig. Die statistieken werden door de media in wat kleine artikels gegoten; ik bleef me maar afvragen wanneer de loftrompetten bovenkwamen. De feitelijk bewezen verwezenlijkingen van een grote groep studenten werden veel minder belicht dan de bekommernissen van enkelingen met een goede pen. Mocht Rosling nog leven, hij lachte in zijn vuistje.
Pas verscheen er nog een open brief, een studente had het ook over die bevindingen van de universiteiten, maar vanuit een ander standpunt. Haar prof zag in de betere resultaten het argument dat studenten geen reden tot klagen hebben. Daar was ze niet over te spreken. Maar dan vraag ik u, is die prof representatief? Schrijven we al open brieven nadat één persoon een stomme mening de wereld instuurt? En wordt zo’n mening dan niet te belangrijk? Alle professoren, gastdocenten en promotoren die ik in de afgelopen periode (digitaal) tegen het lijf liep, drukten ons steeds op het hart hoezeer ze onder de indruk zijn, hoeveel respect ze wel niet voor ons hebben. Als Jeff Hoeyberghs zich eens laat gaan in een Gents college, zijn alle plastische chirurgen dan geweldige onbenullen?
Ik zag proffen bergen verzetten om digitale lessen zowel leerrijk als interactief te maken. Ik zag proffen wekelijks vragen hoe het met ieders mentale welzijn gesteld was. Binnenkort word ik gebeld door de VUB om te vragen hoe het met me gaat, niet met de studenten, met mij. Het zal u dus niet verwonderen dat ik ietwat triest word elke keer dat universiteiten en proffen worden afgebeeld als de kwaadaardige vijand van de student.
Homo querentes
Het beeld van ‘naïeve hippie’ is hopelijk verdwenen. Misschien is het veranderd naar ‘cynische klootzak met een enorme haat tegenover brieven die hij niet zelf schreef’, maar ook dat is niet het geval. Je moet ze gewoon kunnen zien voor wat ze zijn, geklaag. En dat is niet erg. Ik klaag als student dagelijks over deadlines, examens en vakken die in mijn ogen nutteloos zijn.
Openlijk klagen is nu eenmaal een kind van zijn tijd. Karin en Patrick kunnen dat misschien niet begrijpen, maar wie jammert er bij de kapper over het koude weer? Wie bromt er aan de toog over de verloren match? Dat dat de afgelopen periode niet mogelijk was, moet ik u niet meer vertellen, dus grepen studenten naar een ander, voor de hand liggend medium: het internet. Als gepensioneerden even goed overweg konden met de computer, ben ik er zeker van dat kranten gevuld werden met open brieven uit woonzorgcentra. De Vlaming is nu eenmaal een klagend wezen; dat is niet generatiegebonden.
Geklaag is te herkennen aan het gebrek aan oplossingen. Karin en de kapper kunnen niets aan het weer veranderen, Patrick en zijn vrienden krijgen hun ploeg ook niet naar de top en studenten blijven de oplossing voor de coronacrisis schuldig in hun brieven. Op dit moment zijn er gewoonweg geen andere plaatsen om je hart te luchten, maar eens het mag, zal het geklaag zich snel terug verplaatsen naar de toog, kappersstoel en aula.
Mijn tekst is ook niet meer dan dat. Geklaag over geklaag dan nog. In tegenstelling tot mijn voorgangers zou ik wel graag eindigen met een constructieve oplossing, een levenswijsheid die ik heb opgedaan in mijn tot nu toe korte tijd hier: Denk over anderen zoals u over uzelf denkt. De meeste mensen deugen.
Met die nieuwe levensinstelling laat ik u achter, in de hoop dat deze brief niet in de stapel verdwijnt, maar erbovenop blijft liggen. Dat later iedereen zich herinnert hoeveel moeite professoren deden, hoe veerkrachtig de coronastudent was en vooral hoe ze naast elkaar stonden in deze crisis.
Mathijs Minten